Het stormt heel hard en de boot kan de aapjes ternauwernood uit het water houden. Dan komt er opeens een grote haai aan gezwommen die hard tegen de boot stoot. De boot schommelt vervaarlijk en de twee aapjes vallen er bijna uit. "We zinken!" roept Aapje 1. De haai gromt en bijt de aapjes in hun billen. Ze gillen het uit. De haai moet zo hard lachen dat ze achterovervalt. Samen met de aapjes lacht de haai totdat hun buiken pijn doen. "Nog een keer, haai!", roepen de aapjes in koor. "Nee, nu is het klaar", zeg ik en loop terug naar de picknicktafel.
Ik blijf een tijdje naar ze kijken. Het gevoel van dat echte spelen van vroeger komt af en toe als een glimp bij me boven. Het gevoel dat je echt in een boot zit. Op volle zee. Met een haai. Met echt gevaar dat zo weer voorbij is als de boot weer een hangmat wordt. Spelen, doen alsof. In het theater vind ik een bijna benadering van dat gevoel van vroeger, toen ik als kind de hele wereld kon spelen op mijn kamertje. Bijna.
3 opmerkingen:
Dat is mijn broertje en mijn neefje!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
Wat een avonturen! Indiana Jones eat yor heart out!
opa reh:
nu begrijp ik pas wat ze bedoelden, zij hangend in de mat en ik rondslenterend: opa wil je haai zijn. dat vraagteken is nu pas van m'n voorhoofd af.
deze mannetjes zien kans om eigenlijk de hele dag te spelen: ze spelen vroegopstaanertje (kunnen wij toch wel slecht),
verveeld ontbijtertje, boer (enkele uren per dag), hangertje (korte momenten om even bij te tanken), vretertje (zouden wij ook wel eens willen), knuffeltje.
bij al die spellen worden de grenzen opgezocht: is dit wel echt leuk?
(zo riep Meg: boerin? ik niet hoor, nooit vakantie)
zo benaderen ze toch maar weer hieronimus van alphen: mijn spelen is mijn leren en waarom zou mij dat vervelen?
Een reactie posten